Boekenweek

Boekenweek – De dichter en de Muze

 

“Bijna dertig eeuwen geleden begon een dichter het heldendicht van de val van Troje en van de omzwervingen van Odysseus met een aanroeping van de Muze. Die moet voor hem onmisbaar en van grote betekenis zijn geweest. Na zoveel eeuwen gissen wij naar die betekenis, maar nog altijd verbinden dichters een voorstelling aan de Muze en wij met hen. Iedere dichter hoopt heimelijk of openlijk het zo lang uit te houden als Homerus. Aan de hellingen van de Olympus, op de top waarvan de goden zich aan het gezicht der mensen onttrokken, daar geloofden de Ouden, dat de Muzen, de inspiraties, de kunsten, het licht zagen. Op weg van Thebe, eenmaal een stad zo trots dat er een tragedie geboren kon worden, naar het hoog gelegen Delphi waar het orakel zich in nevelen hulde, rijdt men tussen Helikon en Parnassos, namen vol belofte en ontzag, van de bergen die als woonplaats der Muzen hebben gegolden en het is of alle fantasie werkelijkheid gaat worden en alle werkelijkheid verbeelding.

boekenweek

 

De Muzenreeks laat zien hoe de dichters – vinder en maker – met inval en inspiratie worstelend en begenadigd, vanouds en nog altijd experimenteel het beeld zoeken en vinden, waarin de Muze het eerste en het laatste woord heeft, voortkomend uit de verborgen bron van mensenziel en taal.”

 

Bovenstaande is een deel van de inleidende tekst van een Muzeboekje uit 1964 uitgegeven in de Nederlandse Boekenweek.

 

 

 

 

 

     In deze Muzenreeks werden soms Griekse eilanden en filosofen beschreven:

 

Kreta

 

de muze

Zee lag stiller onder sterrennacht
dan een gulden vlies, een zilv’ren vacht
Ied’re windvlaag scheen voorgoed te luwen
’t zware schip kon zich niet eerder stuwen
In het weerstandlooze, ijle klare,
en het eiland kwam voorbijgevaren
Of het een stil schip was, diep gezonken
welks topzeilen in het maanlicht blonken
Schoven zijn besneeuwde toppen zacht
langs de sterrenwouden van de nacht
Door de manekring en sterrenzwermen
meegetroond, ontvreemd van kust en bergen
Even streng gescheiden en ontheven
als het grondloos droomen van mijn leven.

 

 

J. Slauerhoff

 


Thasos

 

Een eiland als een ezelsruggegraat
De geiten rukken aan het wrede gras,
de zee komt sissend langs de spitse kust.
Mij is het goed, het meest bij noordenwind.
Op deze stenen wordt de voet gehard,
hier, hoog tegen de rotsen, wet zijn kracht
op ruimte en licht, ontstegen aan het nest,
roofvogeljong, het scherp gevlerkte vers.

 

 

Ida Gerhardt

 


Diogenes

 

Diogenes, de Wijze,
Die woonde in een vat;
Hieruit kan men bewijzen,
Dat wijsheid woont bij ’t nat
Indien gij dan de wijsheid mint,
In ’t vaatje gij die vindt;
Kom, volg dan met malkander
De grote Alexander
Naar ’t holle vat, naar ’t holle vat,
Daar Diogeen in zat.
De grote Alexander
Sprak tegen Diogeen:
Indien ik was een ander,
‘k Wenste in uw plaats te treên.
Wordt ons hier dan niet klaar vertoond,
Dat in het vat de wijsheid woont?
Kom, volg dan met malkander
De grote Alexander
Naar ’t holle vat, naar ’t holle vat,
En houdt u bij het nat.

 

 

W. G. van Focquenbroch

 

 Griekse gedichten

 

© Ecogriek